Schiedam
Let op! Je bent nu op een archiefpagina! Wil je informatie over actuele speeldata van 'De Heks van Almen'?
Kijk dan hier bij de speeldata.
We hebben de voorstelling gespeeld in Schiedam op
11, 12, 13 en 25, 26, 27 augustus
Alle voorstellingen waren UITVERKOCHT
Onze partners in Schiedam zijn Saskia Beukman van Sterke Vrouwen Schiedam en Paul van Wijngaarden van de Grote of Sint-Janskerk.
'Een prachtige voorstelling die dwars door mijn ziel sneed!'
(bezoeker op Facebook)
'Wat een giga belevenis was jullie weergave van deze geschiedenis!'
(uit het gastenboek)
'Prachtig hoopvol einde!'
(bezoeker op Instagram)
Het verhaal van Schiedam
'Haar ooge spreekt Schiedams, zijn uitgestraalde geest betoovert menschen, vlees maar beesten aldermeest’
Zo schrijft Constantijn Huygens in een gedicht over een rijke ‘oude-vrijster’ uit Schiedam. Schiedam werd in vroeger tijden vaak gezien als een ‘Heksenstad’ en alleen al het feit dat je uit Schiedam kwam was reden tot achterdocht.
Schiedam
Schiedam had een gunstige ligging aan de monding van de Schie en was meerdere eeuwen de enige toegangshaven tot het Hollandse binnenland. Schiedam stond bekend om de haringvangst en de koopvaardij. Veel mannen werkten op deze schepen waardoor ze langere tijd van huis waren. Vrouwen hadden juridisch gezien minder rechten dan mannen maar om te zorgen dat alles toch goed reilde en zeilde kregen de vrouwen van deze mannen volmachten om zaken te kunnen regelen die van belang waren en niet konden wachten totdat de man huiswaarts zou keren. Daardoor kon de Schiedamse vrouw uit de 16e eeuw heel zelfstandig opereren als haar man op zee was. Een Spaanse handelsreiziger schrijft in die tijd dat hij zich verbaast over het feit dat vrouwen in de Nederlanden (vooral in de steden) kunnen lezen en rekenen en zelfs boeken bezitten.
Toverijprocessen
Schiedam staat in de 16e eeuw bekend om de vele toverijprocessen. In omliggende steden als Rotterdam en Vlaardingen waren er naar verhouding veel minder. (8 in Rotterdam en 2 in Vlaardingen). In de periode 1503-1687 zijn er in Schiedam 41 toverijprocessen geweest. Toverijprocessen vonden in golfbewegingen plaats. De piekperioden lagen in 1540, 1564, 1585 en 1591. Er waren verschillende factoren die mee konden spelen bij een verdachtmaking. Economische factoren speelden vaak een grote rol. Daarnaast was er bijgeloof en in geval van een ramp (hongersnood, oorlog, etc.) moest er een zondebok gezocht worden. In de toverijprocessen in Schiedam komt vaak een ziek kind om de hoek als verdachtmaking. Dit zou kunnen verwijzen naar de traditionele zorgtaken die vrouwen hadden in die tijd. Ook zie je in de verschillende processen dat er wordt beweerd dat schepen zouden zinken en dat Schiedamse heksen noodweer kunnen maken in hun ketel en zo schepen laten vergaan. Heksen in Schiedam vliegen overigens niet op bezems, maar op een mosselschelp of een geitenbok. In Schiedam werd een toveresse of heks ook wel Eunjer genoemd. Het was in die tijd voor vrouwen ronduit gevaarlijk om te zeggen dat ze uit Schiedam kwamen. In 1657 werd er zelfs een vrouw op straat gelyncht omdat zij uit Schiedam kwam.
"Oock was'er toen ter tijt een hart gedingh geresen;
Een vrouwe van Schiedam, de pijnbanck toegewesen,
Beriep haer op het hof, en, na een hart gedingh,
Soo was dat sy de banck en alle straf ontgingh.
Ey siet, na dat het hof dit vonnis had gegeven,
Scheen alle spoockery als uyt het lant gedreven:"
Jacob Cats
Uit zijn gedicht ’82 jarig leven’
Marytje en Neeltje*
Dit gedicht van Jacob Cats beschrijft waarom Schiedam werkelijk een uitzonderlijke plaats in de geschiedenis van de heksenvervolgingen inneemt. Het gaat over het verhaal van twee vrouwen: Marytje Arendsdr. en Neeltje Andries. Toen deze vrouwen door de baljuw van Schiedam van hekserij beschuldigd werden, lieten zij het er niet bij zitten. Integendeel, Marytje wendde zich tot het Hof van Holland met de eis dat haar naam gezuiverd zou worden. Samen met Neeltje liet ze zich hiertoe op 20 februari 1591 ‘ter purge stellen’. Dit hield in dat een verdachte zichzelf voor een bepaalde periode gevangen liet zetten en degenen die hem of haar van iets beschuldigden, werden opgeroepen om met bewijzen te komen. Als er niemand kwam opdagen of het bewijs onvoldoende was, werd de verdachte ‘puur, zuiver en innocent’ verklaard. Dit ‘ter purge stellen’ was bij verdenking van toverij niet zonder risico; als er belastend bewijsmateriaal werd ingebracht, kon dat leiden tot verhoor onder tortuur, en daarmee tot bekentenis en doodstraf.
Deze twee moedige vrouwen werden door het Hof vrijgesproken en die vrijspraak is van groot belang geweest voor de jurisprudentie: sindsdien was het in Holland vrijwel onmogelijk om een van toverij beschuldigde vrouw strafrechtelijk te vervolgen en marteling was vanaf toen verboden. Jacob Cats, die in de leer geweest was bij Cornelis van der Pol de advocaat van Marytje en Neeltje, heeft dit van nabij meegemaakt. (zie hieronder het uitgebreide verhaal van Marytje en Neeltje). In de periode 1531-1630 zijn er in Holland 24 personen ter purge gegaan.
In totaal vonden acht vrouwen in Schiedam de dood op de brandstapel. Twee vrouwen overleden tijdens hun proces. Eén vrouw werd verbannen. Eén vrouw werd het slachtoffer van een illegale waterproef en overleed in de Leuvehaven in Rotterdam. Van één vrouw is onbekend hoe haar proces eindigde. De executies vonden plaats op de Grote Markt op een steenworp afstand van de Sint-Janskerk. Helaas werd Schiedam toch nog lange tijd als een broednest van hekserij gezien door de bijgelovige burgerij. In 1657 is er nog een vrouw vermoord omdat zij uit Schiedam kwam. De processen met betrekking tot toverij zijn tot 1678 doorgegaan in Schiedam.
De Grote of Sint-Janskerk
Zowel Marytje als Neeltje kregen een graf in de Sint-Janskerk en hoewel deze graven nu niet meer traceerbaar zijn is die kerk daarmee wel de aangewezen plek in Schiedam om ‘De Heks van Almen’ op te voeren. In Schiedam is (nog) geen gedenkteken. Vanaf half maart staat er een tijdelijk gedenkteken op de markt. Een brandstapel ter herinnering aan de heksenvervolgingen. Theatermakers Achterhoek speelt de voorstelling ‘De Heks van Almen’ als vorm van eerherstel voor de onschuldig veroordeelden en de twee dappere vrouwen, wiens proces zo’n grote rol heeft gespeeld in de geschiedenis van de heksenvervolgingen in Nederland:
Verbrand op de Grote Markt in Schiedam
Griete Dircken ,1556 (levend verbrand)
Trijn Jansdr. ,1556 (levend verbrand)
Marye Heynen, 1556 (levend verbrand)
Marya Spits, 1585 (levend verbrand)
Lysbeth Anthonisdr., 1585 (levend verbrand)
Anna Knappert, 1585 (levend verbrand)
Elsie Reyersdr. 1585 (levend verbrand)
Anna Jorisdr. 1585 (levend verbrand)
Dieuwer Deckers,1591 (doodsoorzaak onbekend)
Anna Hondert Theunen 1591 (overleden tijdens proces)
Aeltgen Dirxdr. 1628 (vermoord tijdens illegale waterproef)
*Voor het uitgebreide verhaal van Marytje en Neeltje zie hieronder.
Plattegrond Schiedam uit 1598 door Jacob de Gheyn.
Gravure De Grote Markt en het Stadhuis in Schiedam, rond 1700.
De Grote of Sint-Janskerk binnenaanzicht orgel.
Bezoek ook:
De gedenksteen op de grote markt
Op de Grote Markt van Schiedam is een gedenksteen voor Marytje Arendsdr. en Neeltje Andries. Dit is een initiatief van Sterke Vrouwen Schiedam door Saskia Beukman. Saskia is onze partner bij de voorstellingen in Schiedam. Lees hieronder verder over hun verhalen. Bezoek ook de website van Saskia voor nog meer informatie over de heksenprocessen in Schiedam. www.sterkevrouwenschiedam.nl
Het verhaal van Marytje Arendsdr.
In 1591 werd Marytje Arendsdr. uit Schiedam door haar buurvrouw Maritje Cornelissen beschuldigd van toverij. Geruchten over toverijpraktijken van Marytje Arendsdr. deden al langer de ronde; op 28 oktober 1589 had ze zelf al laten vastleggen dat enkele vrouwen haar hadden gedwongen tot het zegenen van een jong meisje. In 1591 werd ze met een aantal andere vrouwen door Melchior Willemsz. van Welhoek, baljuw van Schiedam, officieel in staat van beschuldiging gesteld. Marytje liet dit echter niet zomaar gebeuren en wendde zich tot het Hof van Holland met de eis dat haar naam gezuiverd zou worden.
Samen met medeverdachte Neeltje Andries liet ze zich hiertoe op 20 februari 1591 ‘ter purge. Dit hield in dat een verdachte zichzelf voor een bepaalde periode gevangen liet zetten en degenen die hem of haar van iets beschuldigden werden opgeroepen om met bewijzen te komen. Als er niemand kwam opdagen of het bewijs onvoldoende was, werd de verdachte ‘puur, zuiver en innocent’ verklaard. Dit ‘ter purge stellen’ was bij verdenking van toverij niet zonder risico; als er belastend bewijsmateriaal werd ingebracht, kon dat leiden tot verhoor onder tortuur, en daarmee tot bekentenis en doodstraf.
Vermoedelijk durfden Marytje Arendsdr. en Neeltje Andries het risico van het zich ‘ter purge stellen’ te nemen vanwege hun goede contacten. Dat bleek uit het aantal getuigenissen dat ze inbrachten: maar liefst 42 personen verklaarden dat Marytje en Neeltje goede buren en eerzame, deugdzame vrouwen waren. Zij hadden niets vreemds aan hen gezien en hadden niets op hen aan te merken. Deze groep mensen bestond uit onder anderen twee voormalige burgemeesters, twee leden van de Schiedamse vroedschap en een weesmeester.
De baljuw van Schiedam stelde hier verklaringen tegenover van negen personen die Marytje en Neeltje juist beschuldigden van toverij. Ook waren er de bekentenissen van twee eerder veroordeelde vrouwen uit Schiedam die hen beschuldigd hadden. Zo zou Marytje in 1589 het dochtertje van haar overbuurvrouw, Maritje Cornelissen, betoverd hebben door haar ‘schrikkelijk aan te zien’. Het meisje was diverse keren ter plekke blind, kreupel en stom ter aarde gevallen. Steeds wanneer het meisje zo de macht over zichzelf verloor, had zij de gedaante van Marytje Arendsdr. gezien. Dat was volgens de moeder geen toeval, want ze was vaak op het achterplaatsje van haar huis geweest.
In oktober had ze haar buurvrouw laten komen om met eigen ogen te zien hoe ziek haar dochtertje was. Er bleken nog wel vijf andere vrouwen aanwezig, die van Marytje Arendsdr. eisten om het kind te zegenen – dat wil zeggen: de betovering ongedaan te maken. Ze had aanvankelijk geweigerd, maar uiteindelijk nagezegd wat de vrouwen haar voorzeiden. Daarna was ze met geweld het huis uitgezet.
Later werd ze door Cornelis Cornelissen, de vader van het meisje, beschuldigd van het laten vergaan van zijn schip. Ten slotte zou ze met andere van toverij verdachte vrouwen met duivels in mannengedaanten hebben gedanst. Tijdens dit dansen konden zij elkaar wel zien maar waren ze voor andere personen onzichtbaar. Dit laatste was mogelijk door de kracht van een kruid dat zij van de duivel gekregen hadden.
De aantijgingen van Melchior van Welhoek moeten indruk op het Hof van Holland hebben gemaakt, want op 24 februari 1592 veroordeelde het Hof Marytje Arendsdr. tot een verscherpt verhoor, indien nodig met tortuur. Dit verhoor wachtte zij echter niet af: ze ging in beroep bij de Hoge Raad, de hoogste rechtsinstantie van Holland. De Raad keek nogmaals naar de feiten en riep een aantal getuigen opnieuw op. Uiteindelijk sprak de Hoge Raad Marytje Arendsdr. op 8 juli 1593 vrij van de beschuldigingen en ontsloeg haar van vervolging en de pijnbank. De kosten van het proces werden verwezen naar Melchior van Welhoek, de baljuw van Schiedam.
Dat de Hoge Raad haar vrijsprak heeft Marytje Arendsdr. waarschijnlijk te danken aan haar hooggeplaatste vrienden in Schiedam. De vraag blijft dan wel waarom de baljuw en de schepenbank van Schiedam zelf daar blijkbaar minder van onder de indruk waren. Interessant is verder dat haar verdediger de mogelijkheid van een pact met de duivel als zodanig niet uitsloot, maar had gesteld dat de getuigen à charge ongeloofwaardig waren en het misdrijf dus onbewijsbaar.
Voor Marytje Arendsdr. betekende deze vrijspraak dat ze nog zeven jaar met een gezuiverde naam kon leven. Vermoedelijk heeft ze twee jaar en vijf maanden gevangen gezeten om dat te bereiken. Op 19 september 1601 kreeg zij een christelijke begrafenis in de Grote Kerk van Schiedam.
Het verhaal van Neeltje Andries
Neeltje is c.a. 1527 geboren en op 06-03-1603 begraven in de Grote of St. Janskerk te Schiedam. Ze was een invloedrijk houthandelaarster in Schiedam. Ze is weduwe van Maarten Pauluszn. die overlijdt als zij in de gevangenis zit in Den Haag. Dit is voor haar een uiterst lastige situatie waarmee ze bijna haar houthandel verliest en haar erfdeel. In 1599 is ze hertrouwd met Floris Eewoudsz. Van Colster. Het is niet bekend of zij kinderen had.
In 1587 kwam Neeltje Andries in de problemen: het hardnekkige gerucht deed de ronde dat ze een toveres was. Degenen die haar daarmee belasterden daagde ze met succes voor de schepenbank van Schiedam door zich ‘ter purge’ te laten stellen. Omdat niemand een aanklacht tegen haar had ingediend, was haar naam toen officieel gezuiverd. De schepenbank had haar ‘puur, zuiver en innocent van de praatjes van toverij’ verklaard en bepaald dat toekomstige kwaadsprekers zouden worden beboet (Egmond, 12).
Kennelijk had deze gerechtelijke maatregel de geruchtenstroom over de toverij van Neeltje Andries niet kunnen stoppen. In 1591 werd ze met een aantal andere vrouwen door Melchior Willemsz. van Welhoek, baljuw van Schiedam, opnieuw en nu officieel in staat van beschuldiging gesteld. Weer liet Neeltje dit niet zomaar gebeuren. Ze wendde zich tot het Hof van Holland met de eis dat haar naam gezuiverd zou worden. Samen met medeverdachte Marytje Arendsdr. liet ze zich hiertoe op 20 februari 1591 opnieuw ter purge stellen, maar nu voor het Hof van Holland in Den Haag.
Hierna volgde hetzelfde verhaal als bij Marytje. De rechtbank veroordeelde haar tot een nieuw verhoor, indien nodig onder tortuur. Ze ging in Hoger Beroep en won. Op 7 april besloot de Raad dat er geen tortuur mocht worden gebruikt. Dit was een belangrijke overwinning, want tortuur zou haar gemakkelijk tot een bekentenis hebben kunnen brengen, en waartoe dat leidde, was algemeen bekend: de dood op de brandstapel of door verdrinking (Egmond, 11). Wel besloot de Raad dat ze in hechtenis moest blijven zolang de procedure liep. De Raad keek nogmaals naar de feiten en riep een aantal getuigen opnieuw op. De door hen afgelegde verklaringen zijn deels overgeleverd dankzij het feit dat Adriaan de Grande er in de achttiende eeuw afschriften van maakte.
De getuigen à charge verklaarden dat Neeltje onder meer een jonge vrouw in de buurt ziek zou hebben getoverd – ze braakte vissen, spijkers en messen met de punt naar boven ‘die er met geen handen uitgetrokken konden worden’ (De Grande, 8 juli 1593). Ze had een miskraam veroorzaakt bij een vrouw die zwanger was van een tweeling. Ze had huisraad doen verdwijnen en een schipbreuk veroorzaakt nadat kapitein Willem Dircksz., op weg naar de haven, had geweigerd haar mee te nemen op zijn kar. Ze had toen geroepen ‘wilt gij mij niet laten meerijden, ’t zal d’r u naar vergaan’, en prompt was hij met zijn schip en hele bemanning op zee vergaan. Getuigen verhaalden zo van ‘meer akten van gruwelijke spokerij’, die allemaal meteen waren opgehouden nadat Neeltje naar Den Haag was vertrokken om zich daar ter purge te stellen. Ze zou ook hebben geürineerd in een kamer van iemand die ze had betoverd. Ook had zij met andere vrouwen op de kermis gedanst en daarbij gezongen: ‘wij zullen vanavond niet naar huis gaan/ de ton moet op de bodem staan’ (De Grande, 8 juli 1593). Niet duidelijk wordt uit deze verklaring à charge, wat er duivels aan dit liedje was. Ten slotte zou ze met andere van toverij verdachte vrouwen waaronder dus ook Marytje, met duivels in mannengedaanten hebben gedanst.
Ter verdediging bracht Neeltje Andries in dat zij was ‘een vrouw van ere, die nooit van enige delicten was achterhaald, maar in tegendeel, zich in haar nering en conversatie [: omgang] altijd zo gedragen had als een vrouw van ere betaamde’. Door de ‘klapperijen’ [achterklap] was haar houthandel zeer benadeeld. Tot overmaat van ramp stierf haar echtgenoot tijdens haar gevangenschap, ergens tussen september 1592 en maart 1593. Zo moest ze vanuit haar detentie ook nog strijden voor het behoud van haar erfdeel, dat de baljuw in beslag dreigde te nemen.
Uiteindelijk deed de Hoge Raad pas op 13 juli 1593 uitspraak: Neeltje Andries werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. De kosten van haar gevangenschap moest ze wel zelf betalen. Hoe het verder met haar is gegaan, is niet bekend. Wel staat vast dat ze naar Schiedam is teruggekeerd. In 1599 hertrouwde ze met de weduwnaar Floris Eewoudsz. van Colster: op 1 januari van dat jaar lieten zij hun huwelijkse voorwaarden opstellen. Floris Eewoudsz. werd op 21 augustus 1601 begraven in de Grote Kerk van Schiedam. Neeltje Andries stierf anderhalf jaar later. Op 6 maart 1603 werd zij in dezelfde kerk begraven.
Een korte geschiedenis van de Grote of St. Jan te Schiedam
De Grote of Sint-Janskerk in Schiedam is een driebeukige hallenkerk, die werd gebouwd op de plaats waar in de 13e eeuw al een kerk had gestaan. De bouw van de huidige kerk werd in 1335 begonnen.
Gravin Aleyda van Holland kreeg op 5 december 1262 toestemming van Hendrik, de bisschop van Utrecht om met de bouw te beginnen. Deze eerste kerk stond op de plek van het huidige hoogkoor en het voorste gedeelte van het middenschip. Emondus, Bisschop van Tours en wijbisschop van Utrecht, wijdde het koor, altaar en kerkhof in het kerkje. De kerk werd gewijd aan de Heilige Moeder Maria, Maria Magdalena en alle heiligen. In juli 1428 was de grote stadsbrand en de Grote of St. Jan bleef niet gespaard. Bij het herstel werd de kerk uitgebreid, onder andere bouwde men de noorderzijbeuk, de huidige waag. In 1434 werd, ter nagedachtenis aan Liduina van Schiedam, de Liduinakapel tegen de zuidmuur van het huidige middenschip aangebouwd.
De kerk kreeg twee keer te maken met een beeldenstorm, in 1566 en in 1572. In de kerk werd in die periode (1566) zowel de nieuwe leer gepredikt als de RK dienst. Tijdens de Reformatie kwam de van oorsprong katholieke kerk in handen van de protestanten. De kerk wordt nu gebruikt door de 'Protestantse Gemeente te Schiedam' die deel uitmaakt van de Protestantse Kerk in Nederland. Het is het oudste gebouw van Schiedam.
Het interieur is vroeg renaissance, maar de preekstoel dateert nog van voor de Reformatie. Er staat een bijzonder beeld in de kerk. Het lam Gods, gemaakt door Sjef Henderickx. Het beeld is gemaakt met brokstukken van de beeldenstorm in 1572.
Neeltje en Marytje zijn begraven in de Grote of St. Janskerk, maar helaas is hun grafsteen niet terug te vinden. In 1945 vond een grote restauratie plaats waarbij de graven gedolven zijn.